In 1980 a remarkable interview was published in the Dutch Music maker magazine. Jan van Eijk interviewed Johan Timman, who created music with lots of Moog synths, including a huge modular synth. At that time he was one of the first Dutch artistst to do so: synths were not really widespread used. And when Johan Timman sometimes performed on television he was considered as a nutty professor. But the truth was different…
In this interview Johan showed his huge Moog modular synthesizer and additional synths, with which he created his vinyl album Trip into the body. Which was later released on CD (later to be reviewed in the Collection-Albums part).
Johan Timman, a classical pianist, purchased a minimoog some day. And his studio expanded quickly with the polymoog (and keyboard), synton vocoder, micromoog and Taurus bass pedals. The enormous amount of equipment including mixing console, studio recorders and Tannoy monitors were installed in a small basement somewhere in Amsterdam. Look at the pictures to see how this was done.
An OCR of this article in Dutch, and English (translated with help of google), is included below.
Interview (OCR version)
(English version below)
“De gemiddelde burger beschouwt een muzikant nog steeds als een soort mafkees, die belachelijk veel geld aan belachelijke instrumenten uitgeeft, en daar vervolgens alleen maar een hoop herrie mee maakt. Dezelfde burger denkt in de regel meer in termen van een eigen huis, een mooie auto en de tennisclub. En zal daarom inderdaad niets begrijpen van iemand die zeg 20.000 gulden uitgeeft aan een vage bezigheid als muziek maken. Wat zal (nog steeds) dezelfde burger wel denken van iemand als Johan Timman? Jaar in jaar uit werkt hij zich muzikaal uit de naad, om vervolgens al zijn zuurverdiende centjes in weer nieuwe instrumenten te investeren. Johan Timman zou je in vaktermen dus “een freak” kunnen noemen. Na in diverse Nederlandse groepen gespeeld te hebben, interesseerde hij zich meer en meer voor de elektronica. Dat resulteerde in het de ene Moog na de andere en uiteindelijk zelfs in een eigen studiootje. Daar knutselt hij momenteel aan een solo-elpee waarop hij zelf alle instrumenten bespeelt. Jarenlang is Johan Timman ook de vaste demonstrateur van Moog geweest. Hij is goed bevriend met Roger Powell (die in dezelfde hoedanigheid bezig was en nu bij Tod Rundgren speelt), maar verricht nog meer werkzaamheden. Door zijn bekendheid met de elektronica werd hij een steeds welkomere gast in de diverse studio’s. Zo zijn zijn elektronische bijdragen op heel wat producties te horen. Maar we zijn er nog niet. Hij loopt ook nog met plannen voor een synthesizerschool rond. En wil tussen de bedrijven door nog even een boek over zijn favoriete onderwerp schrijven! Think Tank Johan Timman is een van huis uit klassiek geschoolde pianist. Later verzeilde hij in dansorkestjes en de hevig “gepushte” groep Think Tank. Synthesizers waren toen nog iets dat met de grootst mogelijke omzichtigheid benaderd diende te worden. Johan bewoog zich aanvankelijk dus hoofdzakelijk op de Fender Rhodes, de Mellotron en de Hammond A 100 met twee Leslies voort. Later voegde hij er om de baspartijen op te vangen (in een goed dansorkest speelt men vaak meer dan één instrument, waardoor het voorkomt dat een bassist sax speelt), een Fender Piano Bass aan toe. Inmiddels zie je dergelijke instrumenten nauwelijks meer, maar het waren kleine klavieren, ongeveer ter grootte van een kleine synthesizer, waarop baspartijen te spelen waren. Na in de meest uiteenlopende nachtclubs het klappen van de zweep geleerd te hebben, kwam Johan als gezegd terecht in Think Tank. Deze groep is een schrijnend voorbeeld van hoe je iets tot enorme proporties op kunt blazen, waarna de hele zaak door een gebrek aan succes als een pudding in elkaar zakt. Via via kwam Johan vervolgens met diverse producers in contact. Daarbij kwamen zijn precieze aard en het feit dat hij toen al veel in instrumentarium investeerde, goed van pas. “Ik heb altijd veel geïnvesteerd en dat bleek toen ineens een voordeel te zijn. Ik werd namelijk gebeld door mensen die iets met een sequencer op wilden nemen. Maar helemaal niet wisten wat dat nou eigenlijk was, laat staan dat ze er iets mee wisten te doen. Ik had weleens die plaat van Beaver & Krause gehoord. Je weet wel, die met de gravure van Escher op de hoes. Maar verder wist ik er niets van. Goed, ik raakte met Roger Powell aan de praat en was meteen volkomen wild van die synthesizers. Vanaf dat moment wilde ik ze ook hebben, maar zoiets is een dure grap. De enige mogelijkheid dus om er toch aan te kunnen komen, was dag en nacht werken. Dat heb ik gedaan.”
Elektronica
De eerste aankoop die Johan Timman deed, was een Mini Moog. Pure nieuwsgierigheid deden hem een groot aantal boeken aanschaffen, wat zijn interesse voor de elektronica deed ontwaken. “Ik kon er wel mee omgaan, maar dat was me niet genoeg. In Den Haag kun je wel elektronica studeren en natuurlijk sonologie in Utrecht, maar ik heb twee jaar ervaring gehad met GEM (Stichting Contactorgaan Elektronische Muziek). Zonder negatief te willen doen, moet ik zeggen dat ik daar alleen maar geleerd hoe hoe het niet moet. Heel droevig, het principe is goed maar er wordt daar maar nauwelijks met muziek gewerkt. Ik vind dat je altijd in moet haken op de bestaande behoeften. Je kunt wel een mooie klank maken, maar hebben leerlingen daar geen behoefte aan, dan moet je over kunnen schakelen op groeiende kennis deed hem besluiten een modulair systeem aan te schaffen. Daarbij kwam hij onvermijdelijk in contact met Importeur BMI in Den Haag, waar al meteen bleek dat het door hem verlangde item niet in voorraad was. Het moest daarom allemaal besteld worden. Ik raakte in gesprek met de heren en deze toonden zich na onderhandelen bereid om een bepaalde korting als de demonstrateur op te treden. Het modulaire Moog systeem werd daarop besteld en arriveerde na enige vertraging in huize Timman. En toen ik de hele zaak installeerde, ontdekte ik tot mijnstomme verbazing dat er geen enkele vorm van documentatie bij zat. Het gevolg was dat ik alles zelf uit moest zoeken. En dan leer je je apparaat wel kennen. Een groot voordeel daarbij was natuurlijk dat ik me al een tijd in elektronica verdiepte. Zo’n modulair systeem maakt dat je heel anders tegen een synthesizer aan te staan. Er komt namelijk geen geluid uit. Een gewone synthesizer plug je in een versterker waarna er ieder geval geluid uit komt. Met zo’n modulair systeem ga je er wel achter komen wat voorbeeld spanningsturing betekent”
In dezelfde tijd ontdekte Johan bij toeval dat een eerdere importeur van Moog nog ergens een modulair systeem had staan. De hele boel stond bijna vergeten letterlijk onder het stof op een zolder, omdat eigenlijk niemand wist wat er mee aan te vangen was. Bovendien was er een klein mankement aan de spanningssturing. Tegen een behoorlijke korting schafte Johan Timman zich ook dat systeem maar aan. Ergens in het achterhoofd met het idee er live wat mee te doen. “Als in je eentje iets wilt doen, en je gaat daarbij uit van een bezetting van zes personen, moet je ook zes instrumenten hebben. Je kunt natuurlijk bepaalde partijen op een band opnemen, maar dat doe ik niet. Die afkeer heeft weer direct te maken met een bepaalde uitvoering zoals ik die via sonologie (de eerder genoemde studierichting) heb meegemaakt. Als je dan binnenkwam stond er een taperecorder, waarna een man met een stropdas binnenkwam en de recorder aanzette. Vervolgens mocht je naar het concert luisteren. Ik vind dat je met de billen bloot moet durven gaan. Ter wille van de duidelijkheid; als het gesprek over een “modulair” Moog systeem gaat, wordt daarmee bedoeld een systeem zoals Robert Moog dat in eerste instantie ontwierp. Een “modulair” systeem wil in dit geval zeggen, dat onmisbare onderdelen als een klankopwekker (generator of oscillator), filters om een bepaald vormverloop (enveloppe) te creëren, een apparaat om de zaak mee te sturen (keyboard) enz. apart zitten. Meer het grote voordeel is wel dat een keyboardsspeler in staat is ook zelf klanken te creëren. Johan koos voor Moog om niet-technische redenen. Veel naar platen luisteren, had als gevolg dat de klank van Moog op zich, hem het meest aansprak. “Moog heeft een enorm goed filter. Je kunt waarschijnlijk van alles aan de ontwikkeling van oscillatoren doen. Dat zal wel te doen zijn, maar daarna, en dat heeft ook weer te maken van welk principe uitgegaan wordt, of je dus uitgaat van een wervelgolf hoe die eruit gaat om bijvoorbeeld een sinusgolf te maken, komt het filter. En dat is toch een heel belangrijk gedeelte. Moog heeft daaraan veel aandacht besteed, waardoor een heel eigen geluid ontstaat”. In de loop van de volgende drie jaar, bouwde Johan Timman zijn keyboards set uit tot de huidige opzet. Met het modulaire systeem heeft hij als gezegd meer dan een jaar geëxperimenteerd. Niet alleen met het plan er ooit mee op te treden, maar met name met het idee later een school te beginnen. Daarbij stelt hij zich voor om uit te gaan van een taal die de muzikant verstaat. “Er wordt veel te veel van de techniek uitgegaan. Daarom krijgen veel muzikanten de indruk dat ze eerst een graad aan de T.H. moeten halen. Kijk, als iemand aan mij iets over synthesizers vraagt, moet ik hem kunnen vertellen wat hij wil weten. Met andere woorden, als een muzikant met een synthesizer wil spelen en niets van de techniek wil weten, moet hij de informatie die hij nodig heeft, kunnen krijgen. Een muzikant is nog altijd iemand die gevoelens overbrengt en dus met klanken werkt. De techniek is dus een hulpmiddel. Wel moet je die klanken kunnen maken, maar die techniek is aan te leren zonder daarvoor een graad in de elektronica te moeten hebben. Elektronica is bij dit soort toepassingen hetzelfde als een traditioneel muziekinstrument. Vergelijk het maar met het Hammondorgel. Het heeft erg lang geduurd voordat dat instrument geaccepteerd werd”
(c) by Music Maker – picture in B/W as they were included in the magazine
Sequencers
Om nog even op het voorafgaande in te haken, bij de elektronica gaan veel mensen er nog steeds vanuit dat het gevoel in de weg staat. Wat Johan betreft hoeft dat absoluut niet het geval te zijn. “De uitdrukkingsmogelijkheden zijn dermate groot, dat ieder ermee kan doen wat hij wil”, vindt hij. “Ik bedenk overal klanken. Zelfs in de auto zit ik te denken hoe ik een bepaald geluid kan bereiken. Meestal weet ik ook dan al hoe de zaak opgezet moet worden. Het kan iets veranderen omdat je oren dan mee gaan doen. Maar weet je hoe je te werk moet gaan, dan gaat het snel”. Toen Johan eenmaal op ging treden, ontdekte hij dat alle elektronica op zich al grote indruk op de toehoorders maakte. Dat ziet hij als een enorme handicap, omdat men eigenlijk al vooringenomen is. “Als je alleen met een blokfluit optreedt, kijken de mensen niet eens. Indruk maken doe je pas als je gaat spelen en dat goed doet. Zo moet met al die elektronica ook gaan. De mensen moeten geïnteresseerd zijn in het resultaat, niet in de uiterlijke aankleding. Ik ben toen een concert gaan geven voor publiek dat normaal alleen maar naar de top veertig luistert. Dat vond ik beter dan een optreden in een jongerensociëteit waar het publiek toch door bepaalde invloeden meer voor mijn soort muziek in is. Ik deed toen alles fout omdat alles niet goed in mijn hoofd zat, maar er is niemand weggelopen. Iets later werd ik gebeld door Bolland & Bolland die een sequencer nodig hadden, maar niet goed wisten wat het was. Ik wist er iets meer van, hoewel aanmerkelijk minder dan nu. Ik kan nu zelfs een sequencer trekken met een ritmespoor dat al opgenomen is. Daar heb ik een speciaal apparaatje voor laten ontwikkelen. Ik hang het liever nog niet teveel aan de grote klok, maar goed”. Op dit punt aangekomen is het misschien nuttig even iets over het verschijnsel, sequencer te vertellen. In een sequencer zit een generator, een laagfrequent oscillator, die met bijvoorbeeld een blokgolf of een pulse in een bepaald ritme doorloopt. Dat hoeft niet te gebeuren met een keyboard. Johan stelt dat je een sequencer in feite kunt vergelijken met een keyboard. Het is een stuurapparaat voor een synthesizer. Eigenlijk zijn de functies dus hetzelfde, hoewel je op een keyboard moet spelen. Op een analoge sequencer zitten knopjes. Een synthesizer werkt met spanningssturingen, wat inhoudt dat als het bijvoorbeeld 1 volt per octaaf is, een C bij wijze van spreken 1 volt is, waarna een C een octaaf hoger 2 volt wordt en een C nog een octaaf hoger, 3 volt. Zo’n spanning is natuurlijk ook met een gewoon batterijtje op te wekken. “Als ik een batterijtje van 1 of 2 volt aan mijn synthesizer hang, krijg ik een ander geluid dan wanneer ik er een batterijtje van 3 volt aan hang. Met een gitaar is dat in principe ook mogelijk. Alleen komen er dan wat andere problemen bij kijken. Die hebben te maken met het omzetten van toonhoogte in spanning. Daarvoor zijn er pitch to voltage converters”. Ik heb er een van EMS die niet goed functioneert, maar ik heb gehoord dat Synton aan iets dergelijks werkt. Maar men denkt nog te veel aan toepassing bij een gitaar. Ik wil die kant op, dat een zanger met zijn stern synthesizer kan spelen. Zelf ben ik daarmee bezig geweest, het probleem zit ‘m nog in de “tracking”. Daarmee bedoel ik dat als je een bepaalde toon een octaaf hoger zingt of speelt, de synthesizer die ook volgt. Dat lukt ook niet omdat de octaaf omvang van een niet alleen een zanger, maar met name van een blazer, anders is .. Die beweegt zich tussen de twee en vier octaven. Binnen dat bereik verloopt de “tracking” nog niet nauwkeurig”. Het lijkt me verstandig om Johan nu even onderbreken en terug te keren naar de sequencer en het gebruik ervan in de studio. “O.K. we hadden het over spanningssturingen. Met een klavier stuit je niet op problemen, omdat je dat met behulp van weerstanden exact uit kunt rekenen. Met mijn systeem kun je ook toonafstanden verkleinen of vergroten. In één octaaf kan ik dus drie octaven spelen, maar ook een halve octaaf. In de experimentele muziek is dat interessant als je bijvoorbeeld denkt aan de muziek uit India. De mensen kunnen daar met hun stem kwarttonen intoneren, iets wat met onze welgetempereerde stemming anders ligt.
Nou is het zo, dat als er een goede bassdrum op de band staat, en dat gebeurt vooral met al disco, een signaal wordt aangeboden, ik dat via een omzetter kan gebruiken om een sequencer te sturen. Dat is natuurlijk erg mooi omdat als iemand later mocht besluiten dat er nog een sequencer bij moet, het achteraf mogelijk is”. Johan vertelt die omzetter zelf ontwikkeld te hebben, maar gaat daarbij geenszins prat op de exclusiviteit ervan. “Als je hier iets bedenkt, kom je er later meestal achter dat men er in Amerika tien jaar geleden al achter was”.
Kretologie
(c) by Music Maker – picture in B/W as they were included in the magazine
Veel verwarring en onwetendheid als het om de synthesizer gaat, wordt volgens Johan veroorzaakt door een’ gebrek aan goede voorlichting en vooral door de instelling van veel toetsenisten. Hij is van mening dat men te veel te gauw wil, en daarbij voorbijgaat aan het feit je alles stap voor stap moet leren. Net als het leren bespelen van een instrument. Ook wijst hij op een ontstellend gebrek aan Nederlandstalige literatuur. Reden waarom hij dan ook aan een boek over synthesizers werkt. In principe is het echter allemaal simpel, stelt hij. Een leuk idee voor een boek, dat heeft iemand overigens al gedaan, is het op te zetten in moeilijkheidsgraden. Degene die ik bedoel, ging uit van een sterretjes systeem. Daarmee kon iedere lezer bepalen tot hoever hij in technisch opzicht wilde gaan. “Misschien dat ik ook wel van iets dergelijks uitga. Op die manier namelijk kan iemand die alleen wil weten hoe hij een bepaald iets moet doen, het hoofdstuk met 1 sterretje lezen, waarna hij later nog altijd het hoofdstuk met twee of meer sterretjes kan lezen. Je kunt dan niet meteen alles uit het instrument halen, maar in het begin ben je toch in je mogelijkheden beperkt. Als je piano leert spelen is dat ook zo. Laatst was ik in de studio om iets te doen op een plaat van Joe Bourne. Hij werd daarbij verder begeleid door American Gypsy. De toetsenman daarvan had een prachtige synthesizer, een heel groot ding uit Italië, ik geloof een Crumar. Hij schoot me aan met de mededeling dat hij van bepaalde gedeelten helemaal niets snapte. Tussen de sessies door, heb ik geprobeerd hem het een en ander uit te leggen. Daarbij kwam ik tot de ontdekking dat hij de hele pulse modulatie niet gebruikte. Heel jammer omdat je daarmee nou juist zulke mooie klanken op kunt wekken. Maar waar het me om gaat, is dat die jongen ergens een heel mooi instrument op de kop heeft getikt en het vervolgens allemaal zelf uit kan zoeken. Vandaar mijn boek”. In zijn boek zal Johan Timman terwille van de duidelijkheid (hoewel dat misschien wat tegenstrijdig lijkt) van de Engelse benamingen uitgaan. Ga je die vertalen en consequent hanteren, dan schep je alleen nog meer verwarring. Wel ligt het in de bedoeling om na elk hoofdstuk een lijstje te plaatsen van de daarin voorkomende termen en die in goed Nederlands te verduidelijken. Bij het boek zal dus een beknopt woordenboek inbegrepen worden. “Zo eenvoudig is dat vertalen ook op de manier waarop het mij voor ogen staat, niet. Neem bijvoorbeeld een kreet als “envelope generator” .’ Het eerste probleem dient zich al aan als je in een woordenboek gaat neuzen. Een woord als “synthesizer” staat er bijvoorbeeld al niet in. Maar envelope betekent “omhullende”. Je krijgt dan “omhullende generator”. Van het woord alleen al krijg je de kriebels. Mijn uitleg is altijd dat ik uitga van het woord vormverloop. Een exacte vertaling is dat niet, maar het geeft toch aan waar het om gaat. In ieder geval is het duidelijk.” Voor het eerst werd Johan met de noodzaak van vertalingen geconfronteerd, tijdens de verschillende demonstraties die hij al dan niet alleen gaf. Aanvankelijk draafde tevens een Amerikaanse demonstrateur op, waarbij Johan de vertalingen verzorgde. Ook alleen deed hij veel in die richting, waarbij het hem opviel dat a) de hele berg apparatuur al afstand schept en dat b) de mensen weinig te vragen hebben; Dit te schrijft hij hoofdzakelijk toe aan een angst om toe te geven dat men in feite weinig tot niets weet.
Instrumenten
Door zijn demonstratiewerkzaamheden en natuurlijk zijn voorkeur voor het Mooggeluid, heeft Johan zich in de loop der jaren praktisch elk Moog keyboard aangeschaft. Er is veel interessants op de markt: en in feite ontlopen de meeste merken elkaar niet zoveel. Alleen zit er nog weleens verschil in de triggers. Zo’n ding werkt positief of negatief wat inhoudt dat als je hem aanslaat, hij op een ander instrument niet werkt. Van Oberheim heb ik een paar sequencers en daarbij is men zo slim geweest om een paar uitgangen, een Moog en een ARP uitgang bijvoorbeeld, aan te brengen waardoor ze altijd werken. Maar het vreemde is dat, de Moogapparatuur niet op de Mooguitgang werkt. Heel merkwaardig omdat Moog wel op de gewone uitgang werkt! Onlangs heb ik een envelope generator van Synton gekocht. Zoals je weet kun je met een dergelijk paraat dus de vorm van een klank bepalen. Is die klank afgelopen, dan hoor je niets meer. Net als bij een piano: als een toon uitgestorven is, hoor je niets meer. Met die envelope heb ik ontdekt dat hij zichzelf na afloop van zo’n cyclus opnieuw triggert, waardoor je eigenlijk een heel ingenieus apparaatje hebt, dat in feite een soort sequencer is, je krijgt dus een continu vormverloop. Ik zette dat ding erin en toen ontdekte ik dat die trigger anders werkte. Bij mij is het zo dat er altijd een spanning is van vijftien volt. Op het moment dat ik een toets indruk is dat 0 volt. Bij de Synton werkt dat precies omgekeerd”. Zo langzamerhand lijkt het me tijd voor een adempauze. Daarom zal ik het Timman-keyboardsbestand maar even opsommen. Johan bezit achtereenvolgens beide Polymoogs, het Polymoog keyboard en de grote synthesizer. Hij heeft twee grote, modulaire systemen, een Mini, een Micro en de Taurus baspedalen. Verder is aanwezig een sequencer en een paar sample & holds (alles van Moog), waarover hij erg tevreden is. “Ik pleit er altijd voor dat systemen als die ik gebruik, open gemaakt worden. Dat het belangrijk is, heeft men pas later ingezien. Een mini is, zou je kunnen zeggen, halfopen. Ik bedoel dat hij alleen maar met een ander apparaat te sturen is. Andersom dus niet, je kunt met dezelfde mini dus geen andere synthesizer sturen. Nu heeft men daar verandering in gebracht. Dat is heel goed omdat alles dan aan alles te koppelen is. Vooral met live optredens heb je daar veel aan. Een man als Jan Hammer werkt met twee mini’s die hij met één klavier stuurt. Het voordeel is dat hij met dat ene keyboard twee synthesizers kan bedienen, met alle klankmogelijkheden plus het bedieningsgemak, van dien. In principe moet je dus alles aan alles kunnen koppelen. Ik krijg weleens vragen hoe je een Korg aan een Roland kunt koppelen. Daar moet dan even over nagedacht worden, maar mogelijk is het meestal wel, hoewel me laatst een gerucht ter ore kwam dat Roland voortaan alleen maar met Roland te gebruiken is. Het lijkt me onwaarschijnlijk”.
Producers
Hoewel niemand dat uiteraard weet, ‘zijn de kunsten van Johan Timman op heel wat producties te horen. Enige tijd geleden, riep bijvoorbeeld zelfs Steve Hackett zijn hulp in. Ook op de platen van het damesdrietal Luv en de groep Carlsberg is Johan te horen. Daarbij gaat het meestal om subtiele effecten die eigenlijk nauwelijks waarneembaar zijn. “Een synthesizer moet een beetje behoudend, subtiel gebruikt worden. Meestal ben ik in een studio een soort speciale effectenman en geeft een producer me aan wat hij ongeveer wil hebben. We volgen daarbij twee procedures: of ik kom naar de studio en ga daar aan het werk, of ik krijg een thuis, waarmee ik aan het werk kan gaan. De laatste werkwijze is erg plezierig omdat ik gewoon kan knutselen. Maar het hangt van de producer af. Laatst werkte ik met Peter Koelewijn en die wist van tevoren wat er op de band moest. Hij bedoelde een bepaald vocodereffect, wat ik toen gemaakt heb. Met Pim Koopman werk ik ook veel. Hij heeft in de regel het hele arrangement in zijn hoofd zitten en haalt mij erbij om klanken te maken”. Bij een relaas als hiervoor, schiet me ineens te binnen hoe moeilijk het voor Johan moet zijn om met vage aanduidingen als “ik wil zo-en-zo’n geluid” inderdaad het gewenste geluid te maken. Als ik Johan die vraag stel, glimlacht hij breed en verklaart hij blij met de vraag te zijn. “Moeilijk is het niet, omdat ik een synthesizer altijd met de mond vergelijk. Met je mond kun je geluiden maken die op geen enkel instrument te spelen zijn. Bij de synthesizer ligt het anders. Daarmee kun je geluiden die met de mond gemaakt worden, heel goed spelen. Iemand vraagt me bijvoorbeeld om een klarinetachtig geluid, maar dan minder scherp en zingt dat dan. Ik heb dan een aanknopingspunt, waarbij je door ervaring natuurlijk weet dat een fluitgeluid een driehoeks golfvorm is, een klarinet een blokgolf en een zaagtand weer wat anders. Daarmee kun je beginnen. Er zijn overigens ook producers die me vragen een plaatje met een bepaald geluid te kopen. Dat willen ze dan hebben. Persoonlijk vind ik dat niet zo leuk, omdat ik iets na moet doen. Ik zoek het liever zelf uit. Eigenlijk zou ik misschien een band met mogelijkheden moeten maken. Daaruit kan een producer dan kiezen wat hij mooi vindt. Hans van Hemert heeft daar oo,it op aangedrongen, ik ben er ook weleens aan begonnen maar het is een heidens karwei . Bovendien ben ik zoals je weet met een solo-elpee bezig. Daarop komen de nodige geluiden te staan. Misschien dat dat al een aardige indicatie’ voor de toekomst kan zijn”. Om wat de elektronica betreft, compleet te zijn, schafte Johan zich enige tijd geleden ook de grote Synton vocoder maar aan. In de studio’s schijnt momenteel veel vraag naar vocodereffecten te bestaan. Met name is dat veroorzaakt door Mr. Blue Sky van ELO. Een vocoder als de door Johan aangeschafte Synton echter, kost een dikke f 12.000,-. Rechtvaardigen de in de studio’s verlangde effecten een dergelijke investering? “Op een bepaald moment vroeg men steeds meer naar een vocoder. Vandaar dat ik er een aangeschaft heb. Maar het is wel zo dat als iemand mij voor een bepaalde klus boekt, hij niet alleen mijn studio-uren vergoedt. Door de bedragen die ik geïnvesteerd heb, moet ik ook daarvoor een bepaald bedrag in rekening brengen. Kom ik dus met een ton aan apparatuur-de studio binnen, dan moet dat betaald worden. Helemaal terugkomt dat geld niet, maar ik vind het niet meer dan redelijk dat een platenmaatschappij een soort huur betaalt. Daarom ook schaf ik alleen de allerbeste apparatuur aan. Ik had misschien wel een goedkopere vocoder kunnen kopen, maar dan zijn de mogelijkheden op den duur beperkt. Ik moet geen remmingen hebben. Met mijn vocoder zijn ongelooflijke dingen te doen. Ik heb er bijvoorbeeld aan gedacht dat ik een vocoder met eèn sequencer kan laten praten! Het moet lukken”. Niet alleen over de vocoder zijn er enorme misverstanden, ook over de elektronische muziek in z’n geheel. Weet je, ik geloof dat ik iemand die erin geïnteresseerd is, binnen nu en half uur uit kan leggen hoe een vocoder functioneert. Hetzelfde is het geval met synthesizers, het is niet zo moeilijk. Je kunt het heel goed vergelijken met wanneer je gitaar begint te spelen. Ook aI weet je helemaal niets” Het berghok onder zijn Amsterdamse flat, heeft Johan . Timman zoals op de bijgaande foto’ s te zien is, een complete studio ingericht. Het is tussen al die rommelhokjes met verroeste fietsen en haveloze brommers erin passeert, een krankzinnige ervaring om die studio binnen te stappen. Behalve al zijn Muziekapparatuur, heeft Johan er een goede mengtafel (D&R), monitoren (Tannoy) en opnamemachine opgesteld. De zaak is goed geluiddicht gemaakt, waardoor burengerucht tot het absolute minimum beperkt wordt. In dezelfde ruimte zal Johan een dezer aan de definitieve opnamen voor zijn solo-elpee beginnen. De faciliteiten die ij daarbij geregeld heeft, zijn zonder meer opzienbarend. Wat gebeurt er namelijk? Aangezien de betrokken platenmaatschappij in zijn geheel geen dure studio-uren hoeft te boeken, zorgt men dat er professionele opnameapparatuur in het studiootje van Timman komt te staan. Momenteel heeft hij de beschikking over een 24 in 4 uit mixer, maar binnenkort wordt die vervangen door een 24 in 24 uit. Evenals de huidige mengtafel zal die van het merk D&R (waarvan de fabrikant Duco de Rijk heet, bekend van de enige tijd geleden populaire groep Zen) zijn. Verder komt er een 16 sporen machine te staan. Het aardige van het plan van Johan Timman is niet alleen dat de maatschappij de gebruikelijke productiekosten bespaard blijven, maar dat men daardoor. als tegenprestatie zijn studio met professionele apparatuur inricht. Dat die na voltooiing van de opnamen niet weggehaald wordt, heeft iedereen inmiddels wel begrepen. Het plan is echter niet door Johan bedacht. “Een Engelse keyboardsspeler heeft dezelfde grap uitgehaald. Toen ik dat hoorde, heb ik het overal rondgebazuind. Want ondanks dat ik veel in studio’s kom, is het wat mijn soloplannen betreft ook niet al te vlot gegaan. Wat iedereen altijd doet, heb ik ook gedaan: bandjes opsturen. Maar toen ik dat verhaal van die Engelsman vertelde, kreeg ik veel positieve reacties. Uiteindelijk kwam ik in contact met Fleet Music, wat een vrij klein maatschappijtje is. Zij waren voor mijn plan in, wat niet alleen om die apparatuur belangrijk voor me is. Ik heb namelijk ook een aanbieding gehad van een maatschappij die me voorstelde een maand in Duitsland op te gaan nemen. Maar het probleem daarbij is dat mijn werk stilligt en dat kan ik me niet veroorloven. Bovendien hou ik er niet van dat ik op een bepaald moment in een studio moèt werken. In Engeland heb ik bij 10CC en Status Quo gezien dat ze werken als ze er in de stemming voor zijn, maar met mijn werkwijze lukt het ook. In mijn eigen studiootje kan ik altijd terecht. Weet je, mijn grote bezwaar tegen de opnamen in Nederland is de geringe betrokkenheid van de muzikanten. Je komt een studio binnen, speelt een van tevoren bepaalde partij, tekent de lijst en vertrekt weer. Ik wil graag ergens bij betrokken worden. Ik weet bijvoorbeeld dat de effectenman van Boney M een week de tijd heeft. Hij gaat dan alleen met de producer in de studio zitten en begint zo met de band te werken. Hier in Nederland moet het altijd snel gebeuren. Men vergeet dat er aan één effectje veel werk vooraf kan gaan. Dat is ook het eigenlijke werk. Niet de uiteindelijke opnamen. Maar gelukkig zijn er uitzonderingen. Pim Koopman bijvoorbeeld”. Bij zijn werkwijze in eigen studio, heeft Johan natuurlijk als voordeel dat hij praktisch alles via lijnuitgangen opneemt. De enige microfoon die hij gebruikt, is op de vocoder aangesloten. Zou hij dus een gitaar of een slagwerk op moeten nemen, dan zou opnemen in eigen studio aanmerkelijk bemoeilijkt worden. Het enige wat Johan misschien buitenshuis zal moeten doen, is de mix, hoewel hij over goede Tannoy boxen beschikt en het wel wil proberen. Het lijkt heel wat, het installeren van professionele apparatuur en die vervolgens aan iemand als Johan Timman overdragen. Maar in feite leert een eenvoudig rekensommetje dat het een goede investering is. Als je uitgaat van f 50.000 aan productiekosten en in aanmerking neemt dat dat voor elke nieuwe plaat herhaald moet worden, wordt al gauw duidelijk dat het idee van Johan zo gek nog niet is. Uiteraard tekent hij dan een contract voor meer dan een elpee. De al aanwezige randapparatuur als een Dynacord DRS delay vergemakkelijken de gang van zaken nog meer, hoewel Johan stelt dat hij zal moeten blijven investeren. Zo denkt hij bijvoorbeeld aan een harmonizer om bepaalde dubbelingseffecten te kunnen bereiken .. Aan het eind van het gesprek, komen Johan en ik nogmaals terug op de opnameprocedure. Het valt hem keer op keer op~ vertelt hij, dat men in een land als Engeland veel meer aan de fantasie van de studiomuzikanten overlaat. Men gaat met andere woorden in beduidend mindere mate uit van een vaststaand arrangement, maar laat de muzikanten (behoudens de uitzonderingen natuurlijk) meedenken, of geeft ze eerst zelfs een bandje mee naar huis. Dat zoiets stimulerend werkt, zal ieder duidelijk zijn. Johan gaat bij zijn eigen opnamen ook niet uit van het eerst vervaardigen van ritmebanden, wat de gebruikelijke procedure is. Hij werkt elk muziekstuk helemaal af en doet in veel gevallen daarna nog de mix. Wat zijn gebruik van synthesizers betreft, valt te vermelden dat hij uiteraard de kleine synthesizers als solo instrumenten gebruikt en beide polymoogs als begeleiders. De Taurus pedalen zorgen vervolgens voor de bassen en het grote’ systeem voor de ritme patronen. Het resultaat is een compleet éénmans orkest. Later dalen we nogmaals af in de studio. Johan demonstreert het nodige, waarbij we ondertussen verder filosoferen over zijn synthesizerboek. Ik probeer hem vervolgens (wat ik overigens met grote regelmaat tijdens interviews doe) als vaste medewerker te strikken. Johan reageert niet onwelwillend, wat hem in de komende weken· op een aandringende van Eik zal komen staan. (Jan van Eijk).
Next: English (Google translated) version of the interview.
The average citizen still sees a musician as some kind of nut, who spends a ridiculous amount of money on ridiculous instruments, only to make a lot of noise with them. The same citizen usually thinks more in terms of owning a house, a nice car and the tennis club. And will therefore indeed understand nothing of someone who spends say 20,000 guilders on a vague activity such as making music. What will (still) the same citizen think of someone like Johan Timman? Year after year, he works his way through the seams musically, and then invests all his hard-earned money in new instruments. Johan Timman could therefore be called “a freak” in technical terms. After playing in various Dutch groups, he became more and more interested in electronics. That resulted in one Moog after another and eventually even in their own studio. There he is currently working on a solo album on which he plays all the instruments himself. For years, Johan Timman has also been Moog’s regular demonstrator. He is good friends with Roger Powell (who was in the same capacity and now plays with Tod Rundgren), but does more work. His familiarity with electronics made him an increasingly welcome guest in the various studios. His electronic contributions can be heard on many productions. But we’re not there yet. He also has plans for a synthesizer school. And in between the acts he wants to write a book about his favorite subject! Think Tank Johan Timman is a classically trained pianist. Later he got involved in dance orchestras and the heavily “pushed” group Think Tank. Synthesizers were then still something that had to be approached with the utmost caution. Johan initially moved mainly on the Fender Rhodes, the Mellotron and the Hammond A 100 with two Leslies. Later he added a Fender Piano Bass to take care of the bass parts (in a good dance orchestra one often plays more than one instrument, which prevents a bassist from playing sax). You hardly see such instruments anymore, but they were small keyboards, about the size of a small synthesizer, on which bass parts could be played. After having learned the ropes in the most diverse nightclubs, Johan ended up in Think Tank. This group is a poignant example of how you can blow something up to enormous proportions, only to have the whole thing crumble from lack of success. Johan then came into contact with various producers through the media. His precise nature and the fact that he was already investing a lot in instruments at the time came in handy. “I’ve always invested a lot and that suddenly turned out to be an advantage. I was called by people who wanted to record something with a sequencer. But they didn’t know what that actually was, let alone that they knew what to do with it. I’d heard that Beaver & Krause record before. You know, the one with Escher’s engraving on the cover. But other than that I knew nothing about it. All right, I started talking to Roger Powell and was instantly completely wild. of those synthesizers. From that moment on I wanted to have them too, but something like that is an expensive joke. So the only way to get it was to work day and night. I did that.”
Electronics
The first purchase that Johan Timman made was a Mini Moog. Pure curiosity led him to buy a large number of books, which awakened his interest in electronics. “I could deal with it, but that wasn’t enough for me. You can study electronics in The Hague and of course sonology in Utrecht, but I had two years of experience with GEM (Stichting Contactorgan Electronic Music). Without wanting to be negative. , I must say that I only learned how not to do it. Very sad, the principle is good but music is hardly used there. I think you should always respond to existing needs. You can create a beautiful sound, but if students do not need it, then you have to be able to switch to growing knowledge, so he decided to purchase a modular system.In doing so, he inevitably came into contact with Importer BMI in The Hague, where it immediately became apparent that the item requested by him was not in stock, so it all had to be ordered. Eden. The modular Moog system was then ordered and arrived at the Timman home after some delay. And when I installed the whole thing, I found to my utter surprise that there was no documentation of any kind. As a result, I had to figure everything out myself. And then you get to know your device. A major advantage of this was of course that I had been studying electronics for some time. Such a modular system makes it very different to stand against a synthesizer. There is no sound coming out. You plug an ordinary synthesizer into an amplifier after which at least sound comes out. With such a modular system you will find out what example voltage control means”
At the same time, Johan discovered by accident that a previous Moog importer still had a modular system somewhere. The whole thing was almost forgotten literally covered in dust in an attic, because nobody really knew what to do with it. In addition, there was a minor defect in the voltage control. Johan Timman also bought that system for a considerable discount. Somewhere in the back of my mind with the idea of doing something with it live. “If you want to do something on your own, and you assume an occupation of six people, you must also have six instruments. You can of course record certain parts on a tape, but I don’t do that. to a certain performance such as I experienced through sonology (the aforementioned field of study). When you came in there was a tape recorder, after which a man in a tie came in and switched on the recorder. Then you were allowed to listen to the concert. for the sake of clarity, when the conversation is about a “modular” Moog system, it means a system like Robert Moog designed it in the first place. A “modular” system wants in this In this case, we can say that indispensable parts such as a sound generator (generator or oscillator), filters to create a certain shape progression (envelope), a device to control the matter (keyboard) etc. are separate. the big advantage is that a keyboard player is also able to create sounds himself. Johan chose Moog for non-technical reasons. Listening to records a lot meant that the sound of Moog itself appealed to him the most. “Moog has a very good filter. You can probably do all sorts of things about the development of oscillators. That will probably be doable, but afterwards, and that also has to do with what principle is used, whether you start from a vortex wave how it goes out to make a sine wave, for example, comes the filter. And that’s a very important part. Moog paid a lot of attention to this, creating a very unique sound.” Over the next three years, Johan Timman expanded his keyboard set to its current setup. As mentioned, he experimented with the modular system for more than a year. Not only with the plan to perform with it someday, but especially with the idea of starting a school later on. In doing so, he proposes to use a language that the musician understands. “Too much is based on technology. That’s why many musicians get the impression that they first have to get a degree at the TH. Look, if someone asks me about synthesizers, I have to be able to tell him what he wants to know. With in other words, if a musician wants to play with a synthesizer and does not want to know anything about the technique, he must be able to get the information he needs. A musician is still someone who conveys feelings and thus works with sounds. a tool. You do have to be able to make those sounds, but that technique can be learned without having to have a degree in electronics. Electronics in these kinds of applications is the same as a traditional musical instrument. Compare it with the Hammond organ. It has it took a very long time for that instrument to be accepted”
Sequencers
To pick up on the foregoing, many people still assume that the feeling stands in the way of electronics. As far as Johan is concerned, that absolutely does not have to be the case. “The possibilities of expression are so great that everyone can do with it what they want,” he says. “I come up with sounds everywhere. Even in the car I’m thinking about how to achieve a certain sound. Usually I already know how to set up the case. It can change something because your ears then join in. But you know how to proceed, then it goes quickly.” Once Johan started performing, he discovered that all the electronics in itself already made a big impression on the audience. He sees that as a huge handicap, because people are actually already biased. “If you only perform with a recorder, people don’t even look. You only make an impression when you play and do it well. That’s how it should go with all that electronics. People should be interested in the result, not in the I then gave a concert for an audience that normally only listens to the top 40. I thought that was better than a performance in a youth club where the audience is more for my kind of music due to certain influences. everything was wrong because everything was not right in my head, but nobody ran away. A little later I got a call from Bolland & Bolland who needed a sequencer, but didn’t really know what it was. I knew a little more about it, although considerably less than now. I can now even draw a sequencer with a rhythm track that has already been recorded. I had a special device developed for that. I’d rather not hang it too much just yet, but okay.” At this point it might be useful to tell you a little bit about the phenomenon, sequencer. A sequencer contains a generator, a low-frequency oscillator, which continues in a certain rhythm with, for example, a square wave or a pulse. That doesn’t have to happen with a keyboard. Johan states that you can in fact compare a sequencer with a keyboard. It is a control device for a synthesizer. So basically the functions are the same, although you have to play on a keyboard. There are buttons on an analog sequencer. A synthesizer works with voltage controls, which means that if it is, for example, 1 volt per octave, a C is 1 volt, so to speak, after which a C one octave higher becomes 2 volts and a C another octave higher, 3 volts. Such a voltage can of course also be generated with a normal battery. “If I connect a 1 or 2 volt battery to my synthesizer, I get a different sound than when I connect a 3 volt battery. In principle, that is also possible with a guitar. Only then there are some other problems. They have to do with converting pitch to voltage. There are pitch to voltage converters for that.” I have one from EMS that isn’t working properly, but I’ve heard Synton is working on something similar. But people still think too much about application to a guitar. I want to go that way, that a singer can play with his stern synthesizer. I’ve been working on that myself, the problem is still in the “tracking”. By that I mean that if you sing or play a certain note an octave higher, the synthesizer will follow. That also doesn’t work because the octave size of not only a singer, but especially a wind instrument is different.. It moves between two and four octaves. The “tracking” is not yet accurate within that range”. I think it would be wise to interrupt Johan for a moment and return to the sequencer and its use in the studio. “O.K. we were talking about voltage controls. You won’t run into any problems with a keyboard, because you can calculate that exactly with the help of resistors. With my system you can also reduce or increase tonal distances. So in one octave I can play three octaves, but also half an octave. In experimental music, this is interesting if you think about music from India, for example. The people there can intonation quarter tones with their voice, which is different with our well-tempered mood.
Well, if there is a good bass drum on the tape, and that happens especially with all disco, a signal is presented, I can use that via a converter to control a sequencer. That is of course very nice because if someone later decides that a sequencer needs to be added, it is possible afterwards.” Johan says that he developed the converter himself, but in no way does he boast of its exclusivity. “If you come up with something here , you usually find out later that people in America already figured it out ten years ago.”
Cretology
Much confusion and ignorance when it comes to the synthesizer, according to Johan, is caused by a lack of proper information and especially by the attitude of many keyboard players. He believes that one wants too much too soon, ignoring the fact that you have to learn everything step by step. Like learning to play an instrument. He also points to an appalling lack of Dutch-language literature. Which is why he is also working on a book about synthesizers. In principle, however, it is all simple, he says. A nice idea for a book, someone has already done that, is to set it up in difficulty levels. The one I’m talking about assumed an asterisk system. This allowed every reader to determine how far he wanted to go in technical terms. “Perhaps I also assume something similar. Because that way someone who only wants to know how to do a certain thing can read the chapter with 1 star, after which he can still read the chapter with two or more stars later. “You can’t get the most out of the instrument right away, but in the beginning you are limited in your possibilities. When you learn to play the piano, that is also the case. Recently I was in the studio doing something on a record by Joe Bourne “He was further accompanied by American Gypsy. The keyboardist had a beautiful synthesizer, a very big thing from Italy, I believe a Crumar. He hit me with the statement that he didn’t understand certain parts at all. Between sessions , I tried to explain a few things to him. I discovered that he didn’t use the whole pulse modulation. It’s a shame because you can generate such beautiful sounds with it. But what matters to me , is that that boy has bought a very nice instrument somewhere and can then figure it all out himself. Hence my book”. In his book Johan Timman will use the English names for the sake of clarity (although that may seem a bit contradictory). If you translate them and use them consistently, you only create even more confusion. The intention is to list the terms occurring there after each chapter and to clarify them in good Dutch. So a concise dictionary will be included with the book. not. Take for example a phrase like “envelope generator” .’ The first problem arises when you start snooping in a dictionary. For example, a word like “synthesizer” is not already in it. But envelope means “envelope”. You then get “envelope generator”. The word alone gives you the creeps. My explanation is always that I start from the word progression. It is not an exact translation, but it does indicate what it is all about. In any case, it is clear.” Johan was confronted with the need for translations for the first time, during the various demonstrations he gave, whether alone or not. Initially, an American demonstrator also showed up, with Johan taking care of the translations. Even alone he did a lot in that direction, noticing that a) the whole mountain of equipment is already moving away and that b) people have little to ask; He attributes this mainly to a fear of admitting that one actually knows little or nothing.
Instruments
Due to his demonstration work and of course his preference for the Moog sound, Johan has purchased almost every Moog keyboard over the years. There is a lot of interesting stuff on the market: and in fact most brands are not that far apart. However, there is sometimes a difference in the triggers. Such a thing works positively or negatively, which means that if you hit it, it won’t work on another instrument. I have a few sequencers from Oberheim and they have been smart enough to add a few outputs, a Moog and an ARP output for example, so that they always work. But the strange thing is, the Moog equipment doesn’t work on the Moog exit. Very strange because Moog does work on the normal output! Recently I bought an envelope generator from Synton. As you know, with such a ready you can determine the shape of a sound. Once that sound has ended, you will hear nothing more. Just like a piano: when a tone has died out, you can’t hear anything anymore. With that envelope I discovered that it re-triggers itself after such a cycle, so that you actually have a very ingenious device, which is in fact a kind of sequencer, so you get a continuous shape progression. I put that thing in there and then I found that that trigger worked differently. In my case there is always a voltage of fifteen volts. The moment I press a key it is 0 volts. With the Synton it works exactly the other way around”. It seems to me that it is time for a breather. That is why I will just list the Timman keyboard file. Johan successively owns both Polymoogs, the Polymoog keyboard and the large synthesizer. He has two large, modular systems, a Mini, a Micro and the Taurus bass pedals. Furthermore, there is a sequencer and a few sample & holds (everything from Moog), with which he is very satisfied. “I always advocate that systems like the one I use be open turn into. It was only later that people realized that it was important. A mini is, you could say, half-open. I mean it can only be controlled with another device. Not the other way around, so you can’t control another synthesizer with the same mini. Now that has changed. That is very good because everything can then be linked to everything. This is especially useful with live performances. A man like Jan Hammer works with two minis that he controls with one keyboard. The advantage is that he can operate two synthesizers with that one keyboard, with all the sound possibilities plus the ease of use that entails. Basically you should be able to link everything to everything. I sometimes get questions about how to connect a Korg to a Roland. You have to think about that for a while, but it is usually possible, although I recently heard a rumor that Roland can only be used with Roland from now on. It seems unlikely to me.”
Producers
Although nobody knows that of course, ‘Johan Timman’s skills can be heard on many productions. Some time ago, for example, even Steve Hackett enlisted his help. Johan can also be heard on the records of the women’s trio Luv and the group Carlsberg. This usually involves subtle effects that are barely perceptible. “A synthesizer has to be used a little conservatively, subtly. Usually in a studio I’m a kind of special effects guy and a producer tells me what he wants. We follow two procedures: or I come to the studio and go there work, or I get a home that I can go to work with. The latter method is very pleasant because I can just tinker. But it depends on the producer. I recently worked with Peter Koelewijn and he knew beforehand what was going on had to be on the tape. He meant a certain vocoder effect, which I made at the time. I also work with Pim Koopman a lot. As a rule, he has the entire arrangement in his head and brings me in to make sounds”. With an account like the above, it suddenly occurs to me how difficult it must be for Johan to indeed make the desired sound with vague indications such as “I want such-and-such a sound”. When I ask Johan that question, he smiles broadly and declares that he is happy with the question. “It is not difficult, because I always compare a synthesizer with the mouth. With your mouth you can make sounds that cannot be played on any instrument. It is different with the synthesizer. With it you can make sounds that are made with the mouth, for example someone asks me for a clarinet-like sound, but less sharply, and then sings it. something else. You can start with that. There are also producers who ask me to buy a record with a certain sound. They want that. Personally I don’t like that very much, because I have to imitate something. I prefer to look for it I should perhaps make a band with possibilities. A producer can then choose what he likes. Hans van Hemert has also insisted on that, I’ve also started it once, but hey it’s a heathen job. Besides, as you know I’m working on a solo album. The necessary sounds will appear on it. Perhaps that can be a good indication for the future”. To be complete with regard to the electronics, Johan also bought the large Synton vocoder some time ago. In the studios there seems to be a lot of demand for vocoder effects at the moment.
In particular, it is caused by Mr. Blue Skies from ELO. A vocoder like the Synton purchased by Johan, however, costs a good f 12,000. Do the effects required in the studios justify such an investment? “At a certain point people asked for a vocoder more and more. That’s why I bought one. But it is true that if someone books me for a certain job, he does not only reimburse my studio hours. Because of the amounts I have invested, I also have to charge a certain amount for that, so if I come into the studio with a ton of equipment, then it has to be paid. pays a kind of rent That’s why I only buy the very best equipment I might have bought a cheaper vocoder, but then the possibilities are limited in the long run I don’t need any inhibitions I can do incredible things with my vocoder. For example, I’ve been thinking about getting a vocoder to talk to a sequencer! It should work.” There are huge misunderstandings not only about the vocoder, but also about electronic music as a whole. You know, I think I can explain to someone who’s interested how a vocoder works in just half an hour. The same is the case with synthesizers, it’s not that hard. You can compare it very well with when you start playing the guitar. Even if you don’t know anything at all.” The storage shed under his Amsterdam flat, Johan Timman, has furnished a complete studio, as can be seen in the accompanying photos. insane experience to step into that studio. Besides all his music equipment, Johan has set up a good mixing desk (D&R), monitors (Tannoy) and recording machine. The case is well soundproofed, so that neighbor noise is kept to an absolute minimum. In one of these spaces Johan will start on the definitive recordings for his solo album.The facilities that he has arranged for this are without a doubt startling.What happens?Since the record company concerned does not have to book expensive studio hours at all, ensures that there are professional recording equipment in Timman’s studio. He currently has a 24 in 4 out mixer, but it will soon be replaced by a 24 in 24 out. Just like the current mixing console, that of the brand D&R (the manufacturer of which is called Duco de Rijk, known from the popular group Zen some time ago). There will also be a 16-track machine. The nice thing about Johan Timman’s plan is not only that society is spared the usual production costs, but that it saves them. in return furnish his studio with professional equipment. Everyone has now understood that it is not removed after the recordings have been completed. However, the plan was not devised by Johan. “An English keyboard player pulled the same joke. When I heard that, I trumpeted it all over the place. Because even though I spend a lot of time in studios, my solo plans haven’t gone too smoothly either. What everyone always does, I have too. done: send tapes. But when I told that story of that Englishman, I got a lot of positive reactions. Eventually I got in touch with Fleet Music, which is a fairly small company. They were in favor of my plan, which is not only for the equipment is important to me, because I also had an offer from a company that offered to take me to Germany for a month, but the problem with that is that my work has come to a standstill and I can’t afford that. Besides, I don’t like it that at a certain point I have to work in a studio. In England I have seen at 10CC and Status Quo that they work when they are in the mood, but with my method it also works. and I am always right. You know, my big objection to the recordings in the Netherlands is the limited involvement of the musicians. You enter a studio, play a predetermined game, sign the list and leave. I would like to be involved in something. For example, I know that Boney M’s stockman has a week. He then sits alone with the producer in the studio and starts working with the band. Here in the Netherlands it always has to be done quickly. One forgets that a lot of work can precede one effect. That’s the real work. Not the final shots. But luckily there are exceptions. Pim Koopman for example”. In his working method in his own studio, Johan has the advantage that he records practically everything via line outputs. The only microphone he uses is connected to the vocoder. So should he record a guitar or percussion, then recording in his own studio would be considerably more difficult.The only thing Johan might have to do outside the home is the mix, although he has good Tannoy speakers and is willing to try it.It seems like a lot, installing professional equipment and then to someone like Johan Timman. But in fact a simple calculation shows that it is a good investment. If you start from f 50,000 in production costs and take into account that this has to be repeated for every new record, it soon becomes clear that the idea of Johan is not so crazy, of course he will then sign a contract for more than one LP. make things even more complicated, although Johan states that he will have to keep investing. For example, he is thinking of a harmonizer to be able to achieve certain doubling effects. At the end of the conversation, Johan and I come back to the recording procedure again. It strikes him time and again~ he says that in a country like England much more is left to the imagination of the studio musicians. In other words, people start from a fixed arrangement to a much lesser extent, but let the musicians (barring the exceptions of course) think along, or even give them a tape to take home first. It will be clear to everyone that something like this has a stimulating effect. Johan also does not assume the first making of rhythm tapes for his own recordings, which is the usual procedure. He finishes each piece of music completely and in many cases does the mix afterwards. Regarding his use of synthesizers, it should be noted that he obviously uses the small synthesizers as solo instruments and both polymoogs as accompanists. The Taurus pedals then provide the basses and the large system for the rhythm patterns. The result is a complete one-man orchestra. Later we descend into the studio again. Johan demonstrates the necessary, while we continue to philosophize about his synthesizer book. I then try to entice him (which I do regularly during interviews) as a permanent employee. Johan does not react unwillingly, which will lead to an insistent Jan van Eik in the next weeks.
Important: copyrights of this article are with (c) Music Maker